Speechen als Brugman: dit is hoe hij sprak

Wie was Brugman, de naamgever van de Amsterdamse Brugman Club, de man wiens naam is blijven hangen in het spreekwoord ‘praten als Brugman’ en wiens naam synoniem geworden is voor spreken in het openbaar?

Onze Taal zegt over deze historische redenaar:

Praten als Brugman betekent ‘veel en met grote overtuigingskracht praten’. Dat betekent overigens niet dat degene die zo praat anderen altijd weet te overtuigen. De uitdrukking komt nogal eens voor in zinnen als ‘Ik/hij/zij kon praten als Brugman, maar …’, waarop vaak iets volgt als ‘ze luisterden niet’ of ‘ze gaven me mijn geld niet terug’.

Deze zegswijze gaat terug op een historische figuur: pater Johannes Brugman (1400-1473). Hij was een minderbroeder (ook wel minrebroeder), oftewel een franciscaan. De franciscanen vormen een wereldwijde broederschap binnen de Rooms-Katholieke Kerk. De orde is gesticht door Franciscus van Assisi (1182-1226). Pater Brugman stond bekend om zijn vurige preken. Volgens F.A. Stoett is praten als Brugman al sinds de zestiende eeuw een vaste zegswijze.

En nog zegt dat weinig, omdat je zeshonderd jaar later niet weet wat hem nou zo gedreven en zo vurig maakte en waarom hij niet werd gehoord.

Brugman was een ‘minderbroeder’, een Franciscaan, die geloofde in zuinigheid, vroomheid, trouw en armoede. De Franciscanen waren het felst, want die streefden naar absolute armoede. Alleen waren sommigen daarin preciezer en anderen rekkelijker, en dat zorgde voor ruzie. In de geschiedenisboeken staat dat de ‘magistraat van Zierikzee’ zich daarom in 1383 genoodzaakt zag alle minderbroeders de stad uit te zetten. De monniken hadden `sulck huys ghehouden’ dat `eenen Munnick van eenen anderen Munnick wierdt door steecken’. Vrede werd na vier jaar getekend, maar daarna was het weer hommeles: de monniken verdwenen met de volledige inboedel van het klooster “boucken, kelcken, kerckelijcke ornamenten, vaten, ende bedden”.

Binnen deze kloostergemeenschap ontstond een gematigde beweging in Hulst en een radicale kloostertak in Sluis en in Sluis woonde en werkte toen de beroemde rondreizende Franciscaanse pater Brugman. In 1456 probeerde hij de Middelburgse minderbroeders te bekeren om vromer te worden en van hun aardse bezittingen afstand te doen, en later de weer te Zierikzee teruggekeerde minderbroeders, maar zijn redenaarsgaven schoten tekort.

(Kijk – daar hebben we de oorzaak voor zijn uiteindelijk falende overtuigingskracht: hij kon dikke Zeeuwse monniken niet overhalen om af te vallen )

Brugman was desondanks een begaafd ‘motivational speaker’ want tussen 1452 en 1464 trad hij op in vele kerken en stak daar zijn roemruchte preken af. Als gewaardeerde vicaris-provinciaal werd hij daarna bestuurder in Keulen waarna hij van zijn oude dag genoot in Nijmegen. Behalve spreker en schrijver van heiligenlevens en brievenschrijver maakte deze vrome Franciscaan ook prachtige liedjes – het was een radicaal met passie, zogezegd. Een ensemble maakte een Clannad-achtige versie van één van zijn gezangen.

In bibliotheken en kloosters zijn stukken preek van hem teruggevonden die in 1948 gebundeld zijn in een boekje ‘Verspreide Sermoenen’ (sermoen = preek, vergelijk Engels: ‘sermon’) met teksten in oud-Nederlands.

TV-dominee Brugman

Een fragment, in moderne taal:

Zo zal het dan zijn: hij die zijn leven betert, eerbaar en ernstig, zal zich volledig afkeren van wat hij ook in zijn geweten vindt dat God zou mishagen;

En als hij iets opmerkt in zijn begeertes dat neigt naar zondige neigingen of verlangens, zal hij zichzelf krachtig weerstaan en niet toegeven.

En als hij in zijn herinneringen nutteloze en zondige gedachten heeft, zal hij deze direct volledig loslaten en zich bezighouden met goede en goddelijke zaken.

Zo bereikt de mens vrijheid en puurheid van het geweten, zodat hij vol troost en goed gestemd is; dat wil zeggen, hij is standvastig in alles wat God van hem verlangt. En hij is vrolijk en vol vreugde, dat wil zeggen, hij is één met God, want wie één is met God kan nooit bedroefd zijn.

Hij is bereidwillig en vrijgevig van hart, zichzelf volledig onderwerpend aan God en aan alle mensen, met een bereidwillige geest om te doen wat tot eer van God en tot opbouw van zijn naaste dient. Hij is ‘gericht op God in het gebed, verlangend om bevrijd te worden en in de geest.’ ‘Dag en nacht denkt hij aan de wet van de Heer. Hij heft zijn handen en hart op en leeft met Christus.’ Hij is ijverig en zorgzaam.

Hij is een ijverige en zorgvuldige bewaker van zijn geweten, en hij is een innerlijke volger van de deugd. De discipline is hem aangenaam, het vasten is hem aangenaam, het waken in het gebed lijkt hem kort, de strengheid en zwaarte van de geestelijke levensstijl zijn voor hem een plezier.”

Think positive, baby! Don’t worry be happy, and praise the lord! Aldus beschouwd lijkt het een tekst die ook een Amerikaanse televisiedominee had kunnen uitspreken. En eet minder en blijf minder lang in je bed liggen!

Verspreide Sermoenen 7 1Een schone collacie op den Pinxtedach

Hij vervolgt over de vele verleidingen van het leven. Eerst de do’s, nu de don’ts.

“Daarentegen zijn er andere mensen die hun geweten niet serieus nemen.

Het eerste kwaad dat ze in zich hebben, is hoogmoedige traagheid, en dat maakt mensen zwak.

En het tweede kwaad dat hen volgt, wordt lauwheid genoemd. Berouw maakt de nederige mens vurig om zich te verheffen, om zich te verbeteren; maar kleinmoedigheid werpt de mens in een lauwheid van slapheid, zodat hij niet de moed heeft om iets goeds te beginnen of te ondernemen.

Het derde kwaad is het altijd excuses zoeken, zoals sommige mensen doen. Als je zulke mensen vermaant, raken zij van streek en zoeken hij arrogant medestanders en uitvluchten, niet omdat zij zich willem verbeteren, maar zodat zij degene die hun slechtheid hebben blootgelegd, kunnen bespotten en bekritiseren. Zij zijn traag en onwillig als het gaat om iets goeds. Daarom is het nodig dat zulke mensen geslagen en berispt worden, net als een traag en onwillig dier, met stokken en sporen: met de stokken zal men de vriendelijke vermaning begrijpen, en met de sporen de scherpe correctie.

Het vierde kwaad is: ledige lichtheid, ijdele lichtzinnigheid, louter uit loze laffe oppervlakkigheid.

Ten vijfde: korte concentratie, gebrek aan focus, zeldzame spijt die altijd maar kort duurt: gebrek aan toewijding aan leren van je eigen fouten.

Ten zesde: lauwe inzet.

Ten zevende: dierlijk denken. Dierlijk denken is niet weten waar je aan denkt. Niet denken.

Ten achtste: geen innerlijke gehoorzaamheid, geen aandacht bij het gebed.

Tenslotte: geen lering uit lessen trekken. Alles wat ze horen en verteld wordt, gaat bij deze mensen het ene oor in en het andere oor uit, alles gaat voorbij zonder vrucht.

Het is bijna een verzuchting. Je doet je best, als prediker, en toch zijn daar toch die mensen die niks doen, bankhangers, slapjanussen, spotters, jijbakkers, mensen die niet luisteren.

Het is hard werken. En toch blijft hij optimistisch, want als we maar nederig zijn en “voortdurend en zonder ophouden de veelvuldigheid van onze tekortkomingen en gebreken helder en duidelijk erkennen en inzien”, dan komt de Heilige Geest in ons.

Inderdaad: bikkelen en steeds opnieuw beginnen en niet denken dat je er al bent, dan komt uiteindelijk het paradijs zonder dat je beseft dat je er al bent.

Het lijkt verdomme de Amsterdamse Brugman Club wel!